Beschrijving
De jonge Ensor groeit op in de winkel van zijn moeder, tussen kartonnen dozen vol griezels. Als hij zelf een doos krijgt met verf erin, begint hij te schilderen: de griezels, de daken, de gemaskerde stoet in de stad. En natuurlijk ook de zee, glad en ruw, met bulten van wit schuim. Veel mensen vinden zijn werk ruiken naar muf. Maar ze kijken niet écht: Ensor schildert niet de daken, maar het licht op de daken. Niet de schelpen, maar het licht uit de schelpen. James is woedend om het onbegrip en schildert de criticasters met hun stomme koppen op lijven van insecten. En dan staat er plots een bewonderaar aan de deur …